7. Ontbijten bij IKEA
Ontbijt (160718)
Vanochtend dobberde ik op een boot. Ik kreeg van een instantie opdracht om in het water te springen met mijn armen gevouwen op mijn borst. Ik sprong en zonk diep weg in het water. Mijn armen kon ik niet bewegen. Langzaam zonk ik naar een bodemloze diepte. Toen werd ik wakker.
De broodtrommel bleek leeg. Even over negenen was ik bij de Scandinavische meubelgigant. De winkel was nog gesloten, maar het restaurant ging open. Beneden bij de draaideuren stonden hongerige stoottroepen opgesteld. Veel senioren stonden in het gelid. Fysiek wilsbekwamen. Daarachter hadden zich gehandicapten opgesteld. Zij liepen scheef met kromme rug. Sommigen voorzien van een stok om niet op te vallen. Een dikke vrouw duwde zichzelf voort achter een dwarsliggende rollator. Een man met een scheve bek droeg een zwarte steunband om zijn rechterhand.
Voordat ik ga eten moet ik altijd plassen. Mijn urine loopt spontaan weg. Uit ecologische overwegingen wordt aan mijn gele vloed geen water verspild door deze meubelgigant. Sinds kort zijn op het toilet innovatieve kranen geïnstalleerd. Kranen zonder gebruiksaanwijzing, zonder de gebruikelijke handleiding. Zo’n waterkraan ziet er eng uit. Hij is aan de zijkanten voorzien van twee grote unheimische stangen, waarvan ik de bedoeling niet begrijp. De zijstangen zien er uit als rare, kromme staketsels op een Vikingenhelm, die ik in het museum zag in Kopenhagen. Vikingen droegen absurde helmen. Zij waren een karikatuur van zichzelf.
Aan de dispenser heb ik zeep voor mijn handen onttrokken. Plotseling beginnen de zijstangen aan de kraan fors te blazen. De zeep komt in vlokken terecht op mijn polo shirt. Bij de andere kraan maak ik bij toeval een goede beweging. De sensor van de tweede kraan heeft mij juist gedetecteerd en sproeit spontaan ongeremd water over mijn handen. Er gaat niets boven hygiëne. Volgens de hoogleraar hygiëne zitten overal vieze bacteriën. Toiletten zijn broedplaatsen van bacteriën. Je kunt je handen niet vaak genoeg wassen. In een Oost Europees ziekenhuis raakt vijftig procent van de patiënten besmet met enge bacteriën. In Nederland slechts vijf procent. Sommige dokters vergeten hun handen te wassen. Bij Ikea was ik mijn handen. Op de sportschool was ik mijn handen nooit. Daar lopen angstige mensen rond met smetvrees, die voortdurend de toestellen schoonmaken met agressieve spuitbussen om de bacteriën te doden. Daarna komen de onderbetaalde trainers het nog eens overdoen met professionele spuitbussen. Alles is daar clean. Zo clean dat de bacteriën resistent worden.
Bij IKEA koop ik so wie so heel weinig. Heel incidenteel vind ik een kastje of een nuttig accessoire bij de koopjeshoek. Deze showroomartikelen zijn voor gemonteerd. Zij gaan weg voor de helft van de prijs. Eigenlijk kom ik alleen bij IKEA om te ontbijten.
Ik pak een slimme trolley om mijn dienblad op te zetten. Het ontbijt kost 1 Euro. Een compleet pakket bestaat uit een wit uitgeslagen Duits Kaiserbroodje, een vettige croissant, 1 plakje geiten kaas (of ham naar keuze), boter, jam, een ei en koffie. De eerste keer heeft het me heel veel tijd gekost om al deze kostbare ingrediënten te verzamelen. Door naar de routiniers te kijken kwam ik op het spoor van de legplaats van het ei en de warme broedplaats van de croissant. Na heel lang observeren ontdekte ik de goede volgorde en de diverse plaatsen, waarop de componenten van het ontbijt verspreid lagen uitgestald. In België noemt men een etalage uitstalkast. Bij de eerste keer van het Ikea ontbijt event heb je het gevoel dat je paaseieren moet zoeken.
Voor mij loopt een ouder echtpaar. Zij hebben duidelijk nog weinig ervaring met Scandinavisch fourageren. Twee dienbladen dragen zij in de hand. Het voordeel van de trolley hebben zij niet begrepen. Ik wel. Ik kom hier voor de tweede keer. Het hebzuchtige echtpaar heeft gekozen voor drie ontbijten. Voor twee personen. Ik bedenk dat dit wel drie Euro gaat kosten. Terwijl ik even aarzel of ik aardbeienjam moet nemen of een dubieus kuipje mango-prut duwen zij mij opzij en beginnen te hamsteren. Bij de kassa is het druk. Er staat een lange rij. Een joviale man, die hier waarschijnlijk dagelijks komt, roept hardop ‘goedemorgen’ en weet slim en met een krachtig fysiek optreden een beker te bemachtigen door een wig te drijven in de file, die de toegang tot de koffiemokken blokkeert. Het ouder echtpaar staat voor mij in de rij. Zij hebben heel veel moeite om hun dienbladen in evenwicht te houden. Vooral de man moet balanceren, want zijn dienblad lijdt aan overgewicht en hangt scheef. Zijn croissants dreigen af te glijden. Er liggen maar liefst twee ontbijten op zijn blad, een dubbele portie. De man draagt twee grote gehoorapparaten achter zijn oren. De apparaten hebben een nikkelen kleur en zijn te fors qua afmeting. De gehoortoestellen zijn duidelijk overjarig. Zij steken ver boven zijn oren uit, alsof het mislukte piercings zijn. ‘Je hebt de jam vergeten’, bijt zijn vrouw hem venijnig toe. De man hoort het niet. Daarom herhaalt de vrouw de boodschap. ‘Je hebt de jam vergeten, stomkop!’, roept de vrouw. De man schrikt hevig. Hij krimpt ineen. Sommige mannen worden door hun vrouw psychisch mishandeld. Hij haast zich met zijn te vol beladen dienblad terug naar het buffet, waar inmiddels een nieuwe vloedgolf hongerlijders langs de culinaire ontbijtbranding trekt. Dit is de verlate lichting half tien. Omdat het allemaal veel te lang doet moet de gepikeerde vrouw haar kostbare plaats in de rij bij de kassa verlaten. Zij treedt uit. En kijkt zeer sacherijnig. Bij de kassa moet ik afrekenen. Dat gaat ineens heel snel na het dramatische vertrek van het ongelukkig echtpaar, dat in de rij stond met een onvoltooid ontbijt omdat het kuipje jam ontbrak. In mijn knuist heb ik een Euro geklemd. Bij kassa’s kan ik nooit mijn munten vinden. Omdat ik slecht kan zien kan ik het onderscheid moeilijk maken tussen een 1 Euro en een 2 Euro muntstuk. Daarom anticipeer ik altijd op zo’n afrekendrama en heb het geld in mijn hand. Bij AH heb ik mijn bonuskaart in mijn borstzak om deze bliksemsnel te kunnen verzilveren. Achter de kassa staat een pukkelige jongen, die kennelijk weinig ervaring heeft. Hij slaat langzaam elk onderdeel van mijn ontbijt aan met een aparte code en controleert daarna of hij niets heeft vergeten. Plan do act check. Ik vrees het ergste, want het aantal items is omvangrijk. Maar dankzij een slim algoritme berekent de kassa van de meubelgigant het totaalbedrag. Het eindbedrag is summa 1 Euro.
Uit de automaat tap ik de gratis cappuccino. De vorige keer ging dit mis. Ik had mijn mok onder het verkeerde tapgat geplaatst en het kostbare bruine vocht verdween door een ijzeren raster in een afwerkplaats. Het ouder echtpaar heeft eindelijk bij de kassa afgerekend. ‘Er is geen zout’, moppert de vrouw. Zij spreekt een medewerkster aan, die in het kader van het intercultureel beleid een al te vrolijke hoofddoek van de firma draagt. Zelfs voor Islamieten is deze hoofdtooi overdreven. ‘Er is vandaag geen zout, mevrouw’, zegt de allochtone medewerkster. De vrouw heeft nu echt de pest in. Mopperend drentelt het echtpaar naar een tafel achteraan in de zaal, die inmiddels goed gevuld is met matineuze ontbijtliefhebbers. Hun ontbijt is totaal verpest. Volgens mijn familypas behoren ook deze mensen echter tot mijn commerciële bloedverwanten.
Ik geniet van het ontbijt. Even denk ik terug aan mijn akelig ontwaken hedenochtend. Ik voel me nu erg plezant.
Via de branduitgang verlaat ik schielijk het pand. Deze exit heb ik bij een vorig bezoek ontdekt na langdurige observatie. Dankzij deze korte uitweg bespaart men zich een lange looproute door het eindeloos meanderende labyrint van voor-gemonteerde showmodellen, die zorgen voor claustrobische desoriëntatie.
Ik voel me Neptunus, die oprijst uit de golven met in zijn ene hand een drietand en op zijn andere hand een volgeladen blad, een tray. Met daarop een wit schimmelig uitgeslagen Kaiserbrötchen, een vette roomcroissant, een ei categorie drie van de vrije uitloopkip, een gekarnd plakje gestolde geitenkaas voor het Scandinavisch oergevoel en een mok met kwieke cappuccino.