6. Kansen voor kenniswerkers

Een casus ter illustratie: Kansen voor kenniswerkers

Inleiding

Deze interventiestudie richtte zich op werkzoekende hoger opgeleiden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Deze groep werd in deze studie gezien als personen met potentiële mogelijkheden. Ervaren werknemers beschikken over veel ervaring, die is opgedaan in verschillende werkomgevingen. Hun kennis en ervaring ligt opgeslagen in hun hoofd en is geïncorporeerd (embedded knowledge). Zij zijn als professional persoonlijk betrokken bij hun werk en hebben een sterk arbeidsethos. Ervaren hoger opgeleiden beschikken over eigen informele en sociale netwerken. De opgave bestaat eruit om deze talenten en capaciteiten zichtbaar te maken.

Aan de orde komen: 

  1. De interventie
  2. Verheldering van het begrip competentie
  3. Verbinding theorie en praktijk
  4. Praktijkonderzoek
  5. Achtergrond van het onderzoek 
  6. Probleemstelling, doelstelling en resultaten.

Interventie

Daarvoor is een experimenteel programma ontwikkeld, Kansen voor Kenniswerkers. Ten behoeve van dit experimentele programma is een competentiemodel ontworpen en zijn een methodiek en didactiek ontwikkeld, die past bij volwasseneneducatie. Het programma Kansen voor Kenniswerkers sluit naadloos aan bij de beleidsvisie van de commissie Bakker. Enkele kernthema's worden kort toegelicht: 

Competentie; competentie is de laatste jaren een kernbegrip in het bedrijfsleven en in het onderwijs. In beleidsnotities wordt vooral in het aanbevelingsgedeelte gegoocheld met het begrip competentie. Wie ‘competentie’ Googelt vindt bijna 1 miljoen hits. Het begrip competentie is blijkbaar competent in het voorzien in een behoefte! Nu de plaats zo prominent is, om niet te zeggen onaantastbaar, wordt het tijd voor een nadere beschouwing. Het werken met het begrip competentie is niet onomstreden is en biedt zeker geen panacee. Sterker nog, als een begrip tot grote hoogte stijgt doet men er goed aan, indachtig de nieuwe kleren van de keizer, het aan een grondige inspectie te onderwerpen. 

Deze studie verkent en analyseert het begrip competentie, of liever gezegd de competentie-benadering. In het vervolg daarvan ontstaat een reeks vragen op theoretisch-conceptueel niveau (wat is competentie precies?), op filosofisch niveau (hoe kan de competentiebenadering worden gelegitimeerd?) en praktisch niveau (welke wijze is het een en ander in de praktijk te hanteren en wat levert dit dan op?). 

Verbinding theorie en praktijk; In deze studie wordt de verbinding gelegd tussen praktijk en theorie. Schön (1983: 100) noemt dit type onderzoek kenmerkend voor een ‘reflective practitioner’, die hij ziet als tegenhanger van een ‘expert’. Een ‘reflective practitioner’ levert een inhoudelijke bijdrage aan de praktijk (‘reflection-in-action’), maar erkent onzekerheden en zoekt samen met cliënten en belanghebbenden naar passende oplossingen en verbeteringen (‘reflection-on-action’). De expert beweegt zich over de hoogvlakte, de ‘reflective practitioner’ waadt door een moeras. 

Schön baseert zich op de pragmatische kennistheorie van John Dewey. Klanten of cliënten worden als medeonderzoeker uitgenodigd om hun praktijksituatie te onderzoeken volgens de principes van ‘action research’. Samen met Argyris ontwikkelde Schön de theorie van de lerende organisatie.

Praktijkonderzoek; Het praktijkonderzoek richt zich op het beschrijven van de competentie van professionals. In navolging van de filosoof en pedagoog John Dewey wordt competentie opgevat als probleemoplossend handelen. Het praktijkonderzoek is als volgt uitgevoerd:

  1. gestart is met een initieel ontwerp van een competentiemodel (competentieprofiel) als basis voor het programma Kansen voor Kenniswerkers, gericht op competentieontwikkeling van professionals
  2. dit ontwerp van het model en het programma is in de praktijk uitgevoerd in de vorm van pilots en verder ontwikkeld
  3. model en methodiek van het programma zijn getoetst en uitgewerkt in een gefundeerd concept. 

Door praktijk en theorie te verbinden is gaandeweg een model ontstaan om de verschillende aspecten van competentie te beschrijven en te structureren. Het competentiemodel biedt een reflectiekader bestaande uit ruim 40 gedragstypen. Hiermee kan het gedragsrepertoire van een professional in kaart worden gebracht. 

Op basis van de uitgevoerde pilots is het model aangevuld met een indeling in meta-competenties. Het handelingsrepertoire bestaat uit zeven competentiegebieden, die meta-competenties worden genoemd. 

Deze meta-competenties zijn functioneel te onderscheiden, representeren verschillende mentale programma’s en vormen de subdoelen van het programma Kansen voor Kenniswerkers. 

De meta-competenties staan inherent in een spanningsvolle relatie tot elkaar. 

Door het in kaart brengen van het gedrags- en handelingsrepertoire is patroonherkenning mogelijk: bepaalde competentiegebieden blijken sterker ontwikkeld dan andere meta-competenties. 

Door combinatie van meta-competenties ontstaat toegevoegde waarde. Verbinding leidt tot synergie. Professionals geven zin-en betekenis aan hun werk. Zij weten hun kennis te verzilveren door complexe problemen op een inventieve of creatieve wijze op te lossen. 

Achtergrond van het onderzoek

De belangstelling voor competentie hangt samen met verandering in onze cultuur en de opkomst van de laat- of postmoderne maatschappij. 

Onder invloed van maatschappelijke factoren maken organisaties de omslag van aanbodgericht werken naar vraaggericht en vraaggestuurd werken. Om adequaat in te spelen op vragen van klanten en cliënten worden organisaties flexibel en minder hiërarchisch. 

Voor management en medewerkers heef deze omslag ingrijpende gevolgen. Van professionals wordt verwacht dat zij kennisproducten kunnen maken, kennisdiensten kunnen leveren of op maat adviezen kunnen verstrekken. Het management biedt professionals de nodige ondersteuning. 

Competentie betekent succesvol werken op een bovengemiddeld niveau. Competente of bekwame professionals zijn in staat om (complexe) problemen in uiteenlopende situaties effectief op te lossen. 

De competentiebenadering is gebaseerd op de pragmatisch-constructivistische filosofie en impliceert een paradigmaverandering.

In filosofisch en theoretisch opzicht bieden het pragmatisme van John Dewey, aangevuld met het symbolisch interactionisme van G.H. Mead, aanknopingspunten om het belang van de competentiebenadering te rechtvaardigen. Deze twee verwante stromingen vormen samen de basis van het pragmatisch-constructivisme (Rooze, 1999). 

Dankzij hun competentie kunnen professionals zich in uiteenlopende situaties redden (‘coping’). De theorie van Dewey behoort niet alleen tot de gedragswetenschappen, maar er liggen specifieke filosofische vooronderstellingen aan ten grondslag, die in deze studie worden verhelderd. De filosofie van Dewey impliceert een ingrijpende wijziging van onze wereldoriëntatie en kan gezien worden als een paradigmaverandering (Kuhn).

Deze studie is exploratief . Uitgangspunten en vooronderstellingen van de competentie-benadering worden verhelderd en in de praktijk getoetst. Deze verkenning richt zich op de pragmatisch-constructivistische visie op competentie, competentie als theoretisch concept en de wijze waarop competentieontwikkeling in de praktijk kan worden gestimuleerd.

Competentie wordt in de literatuur niet eenduidig gedefinieerd. In redelijke mate bestaat overeenstemming over de gedragstypes, die nodig zijn om competent, dat wil zeggen succesvol te handelen (Van Osch & Van de Wiel, 1999). 

Van een uitgewerkte competentietheorie is evenwel geen sprake. In deze oriënterende studie wordt daarom gesproken van een competentiebenadering. 

Centrale probleem- en doelstelling en beoogde resultaten:

De centrale probleemstelling van dit exploratief onderzoek luidt:

Hoe kan de competentiebenadering filosofisch worden gelegitimeerd en theoretisch-conceptueel worden verankerd en op welke wijze kan de competentieontwikkeling van professionals in de praktijk worden gestimuleerd?

Deze studie beoogt antwoord te geven op de volgende drie vragen: 

  1. Kan de competentiebenadering worden gelegitimeerd vanuit het pragmatisch-constructivisme? (‘justification’)
  2. Kan het gedragsrepertoire van een professional in kaart worden gebracht met behulp van een model en het handelingsrepertoire worden geordend volgens een theoretisch-conceptueel kader? (‘discovery’)
  3. Hoe kan individuele en collectieve competentieontwikkeling in de praktijk worden gestimuleerd door middel van een HRD-programma voor professionals (methodiekontwikkeling; ‘clarification) en hoe werkt dit in de praktijk (‘verification’).

Beoogde resultaten van het onderzoek zijn:

Meer weten? Zie Inleiding