1.6 Bijdrage aan verklaring?

Hoe draagt dit nieuwe kader bij aan de inhoudelijke verklaring van gedrag van kenniswerkers , om complexe problemen op te lossen, vanuit het metacompetentieperspectief?

Adaptaties, de succesvolle eigenschappen van de soort zoals die zijn opgenomen in het menselijke genoom van de mens als 'probleemoplosser', impliceren dat men om (menselijk) gedrag te verklaren zowel een ultimate als een proximale benadering van de soort moet hanteren en wel alsvolgt: 

Daarnaast moet men putten uit de Receptie Esthetica om te begrijpen hoe kenniswerkers als mens reageren op complexiteit (als prikkel). 

Alle drie de complementaire verklaringsmodellen zijn nodig om gedrag, en daarmee het oplossen van complexe problemen als kenniswerker, te verklaren. Zo wordt motivatie bijvoorbeeld uitsluitend geactiveerd als het niet alleen korte termijn doelen dient, maar ook reproductief succes op lange termijn (onbewust) ondersteunt. Men spreekt in dit kader van evolutionaire causaliteit op individueel niveau en door de evolutie van de soort (Tinbergen, 1963). Binnen het hier gebruikte onderzoekskader hanteert men, corresponderend met de vier fundamentele vragen van Tinbergen (1963) een viertal verklaringsdomeinen: 

In de loop van de jaren zijn de vier fundamentele vragen van Tinbergen in toenemende mate de basis geworden voor gedragsonderzoek (Hladky & Havlicek, 2013), waaraan Nesse (2013) het ‘adaptieve belang’ en het bijbehorende ‘mechanisme’ als verklaringsdomeinen toevoegde. 

In het domein van de Receptie Esthetica draait het zoals gezegd om vragen naar de ervaring en beleving van de kenniswerker als persooon in praktijksituaties die gekenmerkt worden door complexiteit.

Meer weten? Zie Vragen over vragen