2.3.1 Fundamentele vragen
Hoe de fundamentele vragen te verbinden met het onderzoeksobject? Een betoogbrug
Tinbergen:
- Functie: Hoe beïnvloedt het gedrag de kans op overleving en daardoor op reproductie?
- Mechanisme: Welke stimuli of aangeboren (hardwired) eigenschappen veroorzaken het gedrag?
- Evolutie: Wat is de invloed van gedrag op de fylogenie (de evolutionaire geschiedenis) van de betreffende soort?
- Ontwikkeling: Hoe verandert het gedrag gedurende het volwassen worden en onder invloed van welke factoren gebeurt dat?
Vertaald naar het voorliggende onderzoeksobject luiden deze vragen:
- De (ultimate functie) waarom-vraag: vanwaar de noodzaak van/voor creatieve mindset van kenniswerkers?
- De (mechanistische hoe) vraag: hoe werkt een creatieve mindset?
- De (fylogenetische) evolutievraag: wat is de ontstaansgeschiedenis van een creatieve mindset bij de soort mens?
- De (ontogenetische) ontwikkelingsvraag: hoe ontstaat een creatieve mindset bij huidige mens?
De zes fundamentele vragen die het hart van de nieuwe epistemologie vormen, moeten worden toegepast op het onderzoeksthema: de creatieve mindset van kenniswerkers, verklaard vanuit de MCG. Meer concreet betekent dit om het object echt te begrijpen de fundamentele vragen moeten worden toegepast op de relatie (i.c. verklaringsketen) tussen complexiteit en creatieve mindset. Aangezien die verklaringsketen er nog niet is, moet deze worden ontwikkeld en creativiteit is dus geboden. Bricoleren door werkenderwijs de brug te bouwen van twee kanten lijkt hier de aangewezen weg.
Meer weten? ZIe Operationalisatie